Begin 1820 informeert ene Dirk Wakker uit Amsterdam of hij een weduwe met kinderen ‘zoude kunnen plaatzen in de kolonie met betaling van eene jaarlijksche subsidie’. Wakker vertelt dat ‘een mijner naastbestaanden’, om precies te zijn een zoon van zijn oudste broer, ‘door de driften der jeugd verleid in het prilste zijner jaren is verpligt geworden om een meisje van zeventien jaren te huwen’. Het object van die ‘driften der jeugd’ heet Julia Maria Rubaij en het gevolg van de driften is het meisje Anna Frederika, geboren een paar maanden voordat Julia Maria de leeftijd van zeventien jaar bereikte.
Een ontijdig huwelijk
Het familielid wordt door Wakker alleen als JH aangeduid, maar blijkt volgens genlias Jan Hendrik Wakker te heten. Na het huwelijk worden er nog twee dochtertjes geboren, Elisabeth Josefina Wakker en Julia Maria Wakker. Wakker vertelt dat zijn ‘oudste broeders zoon’ door dat ontijdige huwelijk ‘in de noodzaaklijkheid gebragt om, wilde hij voor zijn bestaan zorgen, middelen bij de hand te nemen die in ’t geheel niet strookende waren met de opvoeding die hij genoten had’.
De jongeman werd ‘remplaçant’. En dat is inderdaad niet iets voor de betere standen. Er wordt elk jaar geloot wie in militaire dienst moet. Als je een hoog nummer trekt ben je vrijgesteld, maar als je een laag nummer trekt moet je in dienst, en als een jongen uit de betere standen een laag nummer trekt, dan zoekt hij iemand die – in ruil voor een financiële vergoeding – in zijn plaats de dienstplicht wil vervullen, een remplaçant. De jongeman bracht het er goed vanaf: ‘Door gebruik te maken van het geen hij in zijn jeugd geleerd had, wierd hij spoedig tot sergeant majoor verheven, en heeft eenige jaaren zijn huisgezin van dit zijn inkomen, als ook door het geven van onderwijs in verscheidene taalen gemainteneerd.’
Een zware krankte
Maar hij kreeg gezondheidsproblemen, of zoals oom Wakker het noemt ‘ongesteldheid’ en daarom ‘moest hij naderhand een ander bestaan zoeken, en vond dit op een kantoor in Arnhem als boekhouder, waar hij een zeer goed salaris genoot’. ‘Doch zijn gezondheid ondermijnd zijnde,’ schrijft Dirk Wakker, ‘heeft hij niet lang hiervan vruchten mogen plukkken; met zes maanden overviel hem een zwaare krankte, waaronder hij bezweek, nalatende een weduwe met drie kinderen.’
Hij had geen enkel contact met hun tot een van zijn vrienden hem vertelde dat ‘in de plantagie eene weduwe woonde wiens man dezelfde naam gevoerd had als ik, en die in de diepste armoede verkeerde’. Hij doelt op de buurt in Amsterdam die ook nu de Plantage genoemd wordt en die tegenwoordig vooral bekend is van dierentuin Artis. ‘Daadlijk deed ik er naar informeeren.’ Wakker gaat op bezoek en heeft ‘haar met haare kinderen een woning aangewezen en dezelve van al het nodige voorzien, en haar een weekelijksche toelage tot haar onderhoud gegeven’.
Maar dat duurt maar heel kort. Hij merkt dat ‘dat zij niet in staat is om een stuiver voor haar gezin te verdienen als hebbende zij in haare jeugd niet anders geleerd dan de Fransche taal en volstrekt geen handwerk‘. Hij schrijft dat het hem ‘op den duur’ te zwaar valt om het gezin te onderhouden, maar dat is een beetje overdreven want gezien de overlijdensdatum van Jan Hendrik Wakker heeft hij het hooguit anderhalf jaar gedaan. Hij vraagt of ze een plaatsje op de kolonie kunnen krijgen ´ten einde zij en haare kinderen onderwezen worden in hetgeen vereischt word om door handen arbeid aan brood te geraken´.
Normaliter kost een plaats in de kolonie zestig gulden per jaar en omdat Dirk Wakker slechts aanbiedt om te ´werken in den kring mijner goede vrienden ter uitbreiding´ van de Maatschappij van Weldadigheid, lijkt het niet door te gaan. Maar de notabelen in de subcommissie van weldadigheid Amsterdam schieten te hulp, ze plaatsen het gezin van de in Amsterdam opgehaalde contributie.
Woensdag 1 augustus 1821 arriveert Julia Maria Rubaij weduwe JH Wakker, ongeveer dertig jaar oud, met de dochters Anna Frederika van 13, Elisabeth Josefina van 8 en Julia Maria van 6 jaar. Ze worden ondergebracht in Wilhelminaoord, wat dan nog kolonie 4 heet, en betrekken hoeve nummer 55. Maar de koloniale carrière wordt geen succes. Na dik anderhalf jaar moet Julia Maria verschijnen voor de Raad van Policie. Ze wordt beschuldigd van ‘luiheid en verwaarlozing harer goederen’.
Het gezin moet naar de strafkolonie op de Ommerschans en daar loopt het helemaal slecht af. Maart 1824 overlijdt het jongste dochtertje en de volgende aantekening luidt ‘de weduwe Wakker 14 mei 1824 overleden’. Ze is dan ongeveer 33 jaar, maar blijkbaar sterk verouderd, want de overlijdensacte meldt ‘Julia Maria Rubaij, oud naar gissing 44 jaren’. September 1826 worden de twee andere dochters uit de strafkolonie vrijgelaten. Ze zijn dan 18 en 13 jaar oud en het is onbekend waar ze naar toe gegaan zijn.
© Wil Schackmann, 2008